In het voorjaar 2013 organiseerde het Museum voor Schone Kunsten Gent (MSK) de tentoonstelling Modernisme: Belgische abstracte kunst en Europa (1912-1930). In de eerste plaats sluit de expositie aan bij de tentoonstelling Vlaams expressionisme in een Europese context 1900-1930, waarmee het MSK in 1990 voor het eerst de internationale verbanden tussen het expressionisme in Vlaanderen en de moderne kunst in Europa onderzocht.
‘Belgisch modernisme: De Belgische abstracte kunst en Europa (1912-1930)’ toonde de abstracte tegenbeweging in deze periode in een internationaal perspectief. De tentoonstelling focuste op de diverse uitingen van abstractie waar Belgische kunstenaars zich voor korte of langere tijd lieten op voorstaan. Om de Belgische historische avant-garde te illustreren kwamen naast beeldende kunst ook architectuur, toegepaste kunst, typografie, fotografie, film, muziek, literatuur en theater aan bod.
Belgisch modernisme: een korte geschiedenis
Kort voor de Eerste Wereldoorlog vonden in België enkele tentoonstellingen plaats die de internationale avant-garde onder de aandacht brachten. Zo waren in Brussel achtereenvolgens het futurisme, het kubisme en de abstractie te zien met onder meer Archipenko, József Csáky, Robert Delaunay, Albert Gleizes, Vasili Kandinsky, Henri Laurens, Fernand Léger en Jean Metzinger als exposanten. Hoewel hun aanwezigheid niet onopgemerkt voorbijging, vond de avant-garde in België toen nog geen breed forum in kunstmiddens.
De Belgische receptie van de vooroorlogse internationale avant-garde vormde de inleiding tot de tentoonstelling. Vervolgens werden drie centrale figuren belicht: Jules Schmalzigaug, Georges Vantongerloo en Marthe Donas. Stuk voor stuk vervoegden ze in het geval van Schmalzigaug voor de Eerste Wereldoorlog maar vooral tijdens de oorlogsjaren (Vantongerloo en Donas) de internationale avant-garde en onderhielden ze intense contacten met hen: Schmalzigaug met de Italiaanse futuristen (Giacomo Balla, Umberto Boccioni, Gino Severini), Vantongerloo met kunstenaars van De Stijl-beweging (Theo van Doesburg) en Donas met het Franse postkubisme (Alexander Archipenko). Door resoluut te kiezen voor een buitenlands avontuur onttrokken ze zich aan de retrograde Belgische kunstscène waar het laatsymbolisme en –impressionisme tot 1914 de bovenhand hadden.
In de tentoonstelling werd een uitgebreid hoofdstuk aan de ‘klassieke’ jaren 1920-1925 gewijd, toen de historische avant-garde in België een hoogtepunt kende. De tentoonstelling volgde de ontwikkeling van de oeuvres van hoofdrolspelers als Karel Maes, René Magritte, Jozef Peeters, Victor Servranckx en Georges Vantongerloo, en ging op zoek naar internationale invloedslijnen en overeenkomsten; soms rivaliserende, vaak convergerende scènes.
Toetsstenen zijn de eigentijdse protagonisten van De Stijl, Bauhaus, het Russische constructivisme en suprematisme en het Franse postkubisme en purisme. In deze context kwamen de Belgische nevenvormen van Zuivere Beelding en Gemeenschapskunst aan bod, en hun relatie tot andere kunstvormen. In de eerste plaats ging de aandacht hierbij uit naar modernistische architecten als Victor Bourgeois, Louis Herman De Koninck, Jean-Jules Eggericx, Huib Hoste en Louis Van der Swaelmen, maar meeromvattend werd het modernistische totaalconcept belicht door interieurdecoratie, meubilair en andere gebruiksvoorwerpen te tonen. De eigentijdse fotografie en de film kregen een prominente plaats toebedeeld.
In de tweede helft van de oorlog kwam zowel in Antwerpen als in Brussel een sterke dynamiek op gang. Grotendeels geïsoleerd van het buitenland maar niet helemaal onafhankelijk van elkaar ontstond in beide steden een draagvlak voor abstractie. Gelijkgestemde kunstenaars verenigden zich in kunstkringen (Doe Stil Voort, Kring Moderne Kunst), huurden samen een atelier (vb. Paul Joostens, Jan Kiemeneij, Jozef Peeters en Edmond Van Dooren), organiseerden lezingen (Prosper De Troyer) en exposeerden gezamenlijk hun werk op de enkele tentoonstellingen die in deze periode plaatshadden.
Hun inspanningen brachten vooral na de Eerste Wereldoorlog een stroomversnelling op gang die tal van bewegingen (La Lanterne Sourde, L’Equerre) en tijdschriften (L’Art Libre, Lumière, 7Arts, Ça ira!, Het Overzicht, De Driehoek) deden ontstaan. Netwerking is een sleutelwoord voor de Belgische tijdschriftenavant-garde. Door tekst- en beeldmateriaal ter beschikking te stellen aan Duitse, Franse, Hongaarse, Poolse en Tsjechische tijdschriften kende het werk van de Belgische geometrisch-abstracte kunstenaars een brede verspreiding.
Omgekeerd introduceerden onder meer 7Arts en Het Overzicht internationale kunstenaars als Robert Delaunay, Vilmos Huszár, Lajos Kassák, Mikhail Larionov, László Moholy-Nagy, Tristan Tzara en A.C. Willink. Naar deze tijdschriften ging in de tentoonstelling veel aandacht, omdat ze de verspreiders waren van nieuwe inzichten, alsook externe ideeën oppikten, in vraag stelden of verwerkten. Langs het medium van het tijdschrift kregen niet alleen theoretische, maar ook plastische ideeën verspreiding, onder meer door de afbeelding van hout- en linosneden. In een breder verband wilde de tentoonstelling het belang en de kwaliteit van de Belgische modernistische typografie aantonen.
Speciale aandacht ging verder uit naar de wisselwerking tussen beeldende kunst enerzijds, en literatuur, muziek en theater anderzijds. Het onlosmakelijke verband tussen de verschillende kunsten kwam ten volle tot uiting in de kring La Lanterne Sourde, waarin de schrijver-dichters Pierre Bourgeois en Paul Van Ostaijen tentoonstellingen van moderne kunst organiseerden. Een ander voorbeeld was het samenwerkingsverband tussen de gebroeders Pierre en Victor Bourgeois, de componist Georges Monier en de beeldende kunstenaars Pierre-Louis Flouquet en Karel Maes voor het tijdschrift 7Arts. Uit 7Arts ontsprong dan weer de groep L’Assaut, die vooral op gebied van de podiumkunsten actief was, maar die evengoed in Milaan en Parijs tentoonstellingen organiseerde met het werk van onder meer Flouquet, Jean-Jacques Gailliard en Servranckx. Maes en Servranckx hadden sterke banden met theater, waarvoor ze als grafisch vormgever en decorontwerper actief waren. Baugniet en Magritte ontwierpen dan weer affiches, decors en kostuums voor het theatergezelschap Le Groupe Libre.