‘Love Letters in War and Peace’ bracht het bijzondere verhaal van prille, toegewijde, verborgen en verboden liefdes. Tussen de Frans-Duitse oorlog in 1870-71 en de Grote Depressie in 1929 kende de maatschappij en parallel de beeldende kunst een ware omwenteling. In deze evolutie speelden kunstenaars een voortrekkersrol. Hun intellectuele, zintuiglijke en emotionele fijngevoeligheid verzette niet alleen bakens op artistiek vlak. Omdat ze zich vrijer in het dagelijkse leven bewogen, traden ze openlijk sociale codes met de voeten en doorbraken ze maatschappelijke conventies.
Internationale bruiklenen
Musea, bibliotheken en archieven van over de hele wereld maar ook tal van privéverzamelaars stelden hun collecties open. Door hun inbreng reisden topwerken van Hans Arp en Sophie Taeuber-Arp, Max Beckmann, Marc Chagall, Hannah Höch, Max Klinger, László Moholy-Nagy, Alfred Stieglitz, Charley Toorop en Félix Vallotton naar Gent.
Hoogtepunten op de tentoonstelling waren de liefdesbrieven van de dichter Oscar Wilde aan Alfred Douglas, van Dante Gabriel Rossetti aan Jane Morris (mevrouw William Morris), van Dora Carrington aan Lytton Strachey en van Stanley Spencer aan Hilda Carline.