Ga naar inhoud (Enter)

Onder vrienden: Lezers van de Gazette van Gent van Louis Tytgadt

Tytgadt Lezers van de gazette van gent detail
Detail uit Louis Tytgadt, 'Lezers van de Gazette van Gent', 1877, privéverzameling, oude verzameling Lieven Edmond Block

Achter de vele kunstwerken op de tentoonstelling ‘Onder vrienden’ schuilt steeds een bijzonder verhaal, waarbij niet alleen het object zelf, maar ook de verzamelaar in de kijker staat. In een reeks ‘long reads’ zoomen we telkens in op een markant kunstwerk of een opmerkelijke reeks objecten die een bijzondere dialoog met elkaar aangaan.

Als eerste in deze reeks belichten we het intrigerende schilderij Lezers van de Gazette van Gent van de Gentse schilder en tekenaar Louis Tytgadt (Lovendegem 1841 – Gent 1918).* In de voorstelling heeft de schilder zes volksmensen in een onbestemde ruimte verenigd. Centraal leest een bebaarde man in de Gentse populaire krant. Om hem heen valt rechts een oudere man op, steunend op een wandelstok, gehuld in een bruine jas, een werkmanspet op het hoofd, en een opvallend rode sjaal rond de hals. Als repoussoir zit links vooraan een man die een pijp rookt. Beide omstaanders kijken naar de centrale man, niet naar de inhoud van de krant, waarbij het erop lijkt dat hij uit de krant voorleest.

Kaartte Tytgadt hiermee een sociale problematiek aan? Cijfers van circa 1875 tonen wel degelijk aan dat analfabetisme nog steeds een wijd verspreid probleem was: meer dan een kwart van de kinderen zag op dat ogenblik nooit de binnenkant van een klaslokaal, een op vijf lotelingen kon lezen noch schrijven 
(bron).  Het was niet de enige keer dat Tytgadt een prangend sociaal probleem aansneed, zij het voorzichtig. De typering brengt een oogstscène van hem in de verzameling van het MSK in gedachten, waarin twee kleine meisjes met korenaren in de handen te midden van een veld staan (zie onder). 
Onverbloemd staat hier de op het platteland (en in de stad) wijd verspreide kinderarbeid centraal.

Een schilderij als Lezers van de Gazette van Gent illustreert hoe een prominente académicien in het midden van de jaren 1870 het realisme naar zijn hand zette, en letterlijk salonfähig maakte. Of hoe een dergelijk tafereel in het oeuvre van een ondertussen relatief gevierde tentoonstellingskunstenaar kan opduiken die zich daarnaast ongegeneerd als genre-, historie- en portretschilder profileerde. Tytgadts catalogus van schilderijen opende rond dezelfde tijd immers deuren in officiële kringen, hetgeen zijn prominente rol in het Gentse kunstleven van zijn tijd alleen maar versterkte.

Als oud-leerling aan de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (1855-1867) en na een verdere schildersopleiding in het Parijse atelier van Alexandre Cabanel (Montpellier 1823 – Parijs 1889), werd Tytgadt in 1880 docent aan, twaalf jaar later zelfs directeur van de Gentse academie. Daardoor was hij tevens een van de bestuurders van het museum dat tot 1902 rechtstreeks onder de academie ressorteerde. Zelfs nadat Jean Delvin (Gent 1853-1922) hem als directeur kwam vervangen en na de bestuurlijke scheiding tussen academie en museum, bleef Tytgadt vanaf 1903 als voorzitter van de museumcommissie nauw betrokken bij het beleid van de museum, tot zijn dood in 1918.

In de context van Lezers van de Gazette van Gent stelde Tytgadt drie jaar voor zijn benoeming aan de academie op de Gentse Salon van 1877 twee schilderijen tentoon, waaronder een werk dat de titel draagt Dernières nouvelles, in de Nederlandstalige catalogus getiteld Het laatste nieuws (cat. 906). In de krant Journal de Bruxelles van 24 september 1877 maakte criticus H. de Burny brandhout van het doek; ‘[…] Dernières nouvelles, où l’artiste est tombé dans la trivialité’. In een afzonderlijk gepubliceerde review van de tentoonstelling was de Gentse journalist, verzamelaar en liberale politicus Willem Rogghé een totaal andere mening toegedaan over dit ‘allerfraaiste schilderij’: ‘Hem gelukte de gewaagde onderneming om in eene betrekkelijk enge ruimte een zestal levensgroote beelden te doen handelen, lieden uit den werkersstand, luisterende naar de lezing van een dagblad-artikel; iets verontrustend is er gaande, want allen schijnen angstig te wachten op het laatste woord, dat alles gaat oplossen. In zijne kernige teekening heeft de heer Tijdtgat [sic] het spannend oogenblik goed uitgedrukt, en ook den toeschouwer er weten aan te boeien; dan heeft zijn warm, frisch en schitterend coloriet alles in eene aantrekkelijke harmonie samengewerkt.’ (in: De Salon van Gent in 1877, Gent 1877, p. 19-20) Uit Rogghés beschrijving blijkt dat het schilderij in ‘Onder vrienden’ wel degelijk het toen tentoongestelde doek betreft.

Voor Rogghé moet het schilderij een bijzondere betekenis hebben gehad, gezien het feit dat hij tussen 1850 en 1865 hoofdredacteur van de Gazette van Gent was geweest. Meer nog, als prominent lid van de rederijkerskamer De Fonteine verdedigde hij consequent het gebruik van het Nederlands in de Gentse Gemeenteraad, waar hij tussen 1879 en 1884 deel van uitmaakte. Wanneer het doek terecht kwam in de verzameling van Lieven Edmond Block (1842-1909), een gematigder katholieke liberaal, is vooralsnog niet gedocumenteerd. Als kapitaalkrachtige industrieel, naderhand burgemeester van Gentbrugge, bezat Block wel meer schilderijen van kunstenaars die een link met de Gentse Salon hadden, bijvoorbeeld van Léon Herbo.

Om meerdere redenen is het een buitenkans om dit voorheen totaal onbekende schilderij voor ‘Onder vrienden’ in bruikleen te mogen hebben. Niet alleen illustreert het de onderwerp- en stijlkeuze van een kunstenaar die decennia lang een van de beheerders van het museum was en wiens smaak de aankopen voor het museum in het laatste kwart van de negentiende, en eerste decennia van de twintigste eeuw mede heeft bepaald. Tevens raakt het een sociaal heikel thema aan, namelijk de taalproblematiek in de door de Franstalige bourgeoisie bestuurde stad (nauwelijks een jaar later gevolgd door de schoolstrijd), waarbij Tytgadt ostentatief partij koos voor de volkstaal. Daardoor is het schilderij vandaag, bijna 150 jaar later, een volstrekt uniek historisch document. En vormt het onderwerp ervan, het voorlezen van een krant aan omstaanders, de gedroomde inleiding op een tentoonstelling over vrienden en vriendschap.

* Met dank aan Wout De Vuyst, STAM Gent