Maak kennis met de hoofdrolspelers van 125 jaar mecenaat | MSK Gent
Ga naar inhoud (Enter)

Maak kennis met de hoofdrolspelers van 125 jaar mecenaat

Zaal De Bruycker 1
Zaalzicht zaal I met werk van Jules De Bruycker als ook de briefwisseling met zijn mecenas René Van Herreweghe die onlangs werd verworven door De Vrienden onder impuls van de huidige voorzitter Willy Van der Gucht.

Tijdens het 125-jarige bestaan van De Vrienden van het Museum speelde de vereniging een cruciale rol in de verwerving van kunstwerken voor het MSK. De opeenvolgende generaties zorgden voor belangrijke verrijkingen van de museumcollectie, waarbij de voorzitters het voortouw namen (en nog steeds nemen). Lees hieronder alles over de activiteiten van de tien voorzitters die zich sinds 1897 belangeloos inzetten voor het MSK. Of kom het zelf ontdekken in het museum via een parcours. 

Fernand Scribe 
voorzitter van 1897 tot 1913

Als welstellende rentenier – hij kwam uit  een familie van Gentse industriëlen – stelde Fernand Scribe zich zijn leven lang ten dienste van de schone kunsten. Hij schilderde zelf,  was bevriend met tal van Belgische en buitenlandse kunstenaars, en trok vaak naar Parijs om schilders en beeldhouwers te overhalen om deel te nemen aan de Gentse kunstsalons. Scribe werd een van de bezielers van het kunstleven van zijn thuisstad, en van de ontwikkeling van het MSK in het bijzonder.

Geïnspireerd door voorbeelden in Duitsland richtte Scribe in december 1897 de Société des Amis du Musée de Gand op. Hij stelde zich tot doel om Gentse kunstliefhebbers – zo’n 150 bij de oprichting – te groeperen en de nodige fondsen te verzamelen om de museumverzameling te verrijken. Mede dankzij Scribes gedrevenheid slaagde de vriendenvereniging er rond 1900 in waardevolle kunstwerken – van onder meer Anthony van Dyck, Peter Paul Rubens, Jacob Jordaens, Théodore Géricault en Gustave Courbet – aan te kopen en die aansluitend aan het museum te schenken.

Scribe bouwde zelf ook een veelzijdige collectie uit. Hij verzamelde niet alleen eigentijdse kunst, maar legde ook een belangrijke collectie oude meesters, toegepaste kunst en meubels aan. Deze collectie werd bij zijn overlijden in 1913 aan de stad Gent gelegateerd en verdeeld tussen het Museum voor Sierkunsten (vandaag Design Museum Gent) en het MSK. Deze schenking blijft tot op vandaag een van de hoogtepunten in de geschiedenis van de collectievorming.

Georges Hulin de Loo
voorzitter van 1913 tot 1945

Na zijn studiejaren in Gent, Berlijn, Straatsburg en Parijs was Georges Hulin verbonden aan de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte, Wetenschappen en Rechten van de Universiteit Gent en het in 1920 opgerichte Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis. Als deskundige op het vlak van oud-Vlaamse kunst maakte hij internationaal naam als publicist, onder meer als samensteller van de kritische catalogus bij de baanbrekende Exposition des primitifs flamands et d’art ancien in Brugge in 1902.

Zijn expertise en netwerk was van goudwaarde voor de vereniging De Vrienden van het Museum, waarvan hij stichtend lid en tussen 1913 en 1945 de voorzitter was, in opvolging van Fernand Scribe. Tijdens deze periode speelde Hulin (vanaf ca. 1900 ‘Hulin de Loo’) een cruciale rol in de verwerving door De Vrienden van een groot aantal collectiestukken, onder meer De kruisdraging van Jheronimus Bosch (zaal B). Als actieve privéverzamelaar schonk hij uit zijn eigen collectie schilderijen, onder meer Puccio di Simone en Théodore Rousseau (zaal S). Laatst vermelde kunstenaarsnaam wijst erop dat hij niet uitsluitend in oude kunst geïnteresseerd was; de werken van o.m. Maurice de Vlaminck, Tsugouharu Leonard Foujita, Moïse Kisling, Amedeo Modigliani en Jean Puy die hij tijdens het interbellum in bruikleen gaf, versterkten de eigentijdse kunst in de museumverzameling gevoelig. Voor een definitieve overeenkomst met het museum betekend werd, stierf Hulin de Loo in 1945 bij een ongeval.

Georges Van de Velde
voorzitter van 1946 tot 1951


De Gentse advocaat Georges Van de Velde was voorzitter van De Vrienden van het Museum van 1946 tot 1951, maar als penningmeester ook voordien reeds nauw betrokken bij de vereniging (1938–46). In de briefwisseling duikt zijn naam voor het eerst op in december 1939 bij de aankoop van twee schilderijen van oude meesters, enerzijds het Vanitasstilleven van J. Hendrickszoon van Zuylen (zaal 15), anderzijds Paul de Vos’ Stier door honden aangevallen (zaal 13). Hoewel de vereniging tijdens het volgende decennium aandacht aan het werk van oude meesters bleef besteden, werd parallel de kaart getrokken van de ‘klassieke modernen’ uit de tweede helft van de negentiende-eeuw, bijvoorbeeld Édouard Agneessens, Louis Artan, Henri Evenepoel, David en Pieter Oyens, Félicien Rops (zaal 14), Alfred Stevens en Théo Van Rysselberghe (zaal R).

Uit de briefwisseling van museumdirecteur Maurice Dupuis blijkt dat de aankopen tot 1946 grotendeels door voorzitter Georges Hulin de Loo werden bepaald, waarbij pas daarna de betaling onder de budgetten van de Stad of de vriendenvereniging verdeeld werd. Zelf zou Van de Velde in latere jaren wel degelijk een blijvende stempel op de museumcollectie drukken. Op het einde van zijn voorzitterschap verworven De Vrienden het topstuk De aanbidding door de Wijzen van Colijn de Coter (zaal 1), door tussenkomst van Auguste Taevernier die hem in 1951 als voorzitter opvolgde.

Auguste Taevernier
voorzitter van 1951 tot 1976

Onder het voorzitterschap van Auguste Taevernier hervonden De Vrienden van het Museum hun elan dat de jaren onder leiding van Fernand Scribe en Georges Hulin de Loo had gekenmerkt. De vereniging zag haar ledenaantal stijgen tot ruim 1000 en via de oprichting van een zogeheten Junior Sectie ging aanvullende aandacht expliciet naar jongeren. Daarnaast werkte Taevernier ook een geactualiseerde verwervingsstrategie uit: de aandacht moest in essentie naar belangrijke, toonaangevende kunstwerken gaan – dit door beschikbare middelen op te sparen of aanvullende financiering te lenen – in plaats van twee of drie werken aan te kopen die, zo vond hij, enkel de reserves zouden aanvullen. Dankzij deze bewuste beleidskeuze konden De Vrienden onder Taeverniers voorzitterschap onder meer bijzondere 17de-eeuwse realisaties van Roelant Savery, Cornelis de Vos en Jan van Goyen, en het neoclassicistische Zelfportret van Josse Van den Abeele verwerven.

In een later stadium zou Taevernier zijn naam verbinden aan de verzameling via zijn kennis van en liefde voor het oeuvre van James Ensor. In 1998, ter gelegenheid van haar honderdjarig bestaan, verwierf de vriendenvereniging via een zogeheten ‘Ensor-actie’ een uniek ensemble etsen van Ensor. Dit ensemble had Taevernier sinds de jaren 1930 samengebracht, en zijn kennis ervan verwerkte hij in 1973 in een oeuvrecatalogus. De collectie omvat in totaal 185 prenten. Ze is van een opmerkelijke kwaliteit en alleen al het feit dat alle prenten die Ensor ooit etste erin voorkomen, is uitzonderlijk.

Deze grafiekverzameling geeft tot op heden een aanvullende dimensie aan de veelzijdige verzameling moderne kunst die het MSK bewaart.

Charles Dael
voorzitter van 1976 tot 1991

De Gentse notaris Charles Dael was in de periode 1976–91 voorzitter van de vriendenvereniging van het museum. Tijdens zijn voorzitterschap werd de verzameling verrijkt met uitzonderlijke werken van James Ensor, Oskar Kokoschka, Gustave Van de Woestyne en Théo Van Rysselberghe. In 1990 was hij de initiator van de Museumkrant, een driemaandelijks magazine dat sindsdien het reilen en zeilen in de vereniging en het MSK belicht. Daarnaast stond hij in voor de financiering van museumpublicaties, de restauratiebehandeling van kunstwerken en de uitbreiding van de museumbibliotheek. Als verzamelaar van tekeningen van oude meesters ging Daels interesse ook uit naar eigentijdse kunst. In 1968–69 had hij de leiding over de organisatie van twee tentoonstellingen met werk van onder meer Pjeroo Roobjee, Wilfried Sybrands, Camiel Van Breedam en Roger Wittevrongel in de Gentse deelgemeente Ledeberg waar zijn notariaat gevestigd was.

Met zijn inspanningen voor het Gentse culturele leven zette hij een familietraditie verder die teruggaat tot Auguste Dael, jarenlang voorzitter van de Cercle artistique et littéraire in Gent en als gefortuneerd schilder tegelijk mecenas van andere kunstenaars.

Paul Eeckhout
voorzitter van 1991 tot 1993

Hoewel Paul  Eeckhout zich in essentie tijdens de periode van 1948 tot 1982 verbond aan het MSK als museumdirecteur, speelde hij jarenlang bij de vriendenvereniging een prominente rol, achtereenvolgens als secretaris, ondervoorzitter en, gedurende drie jaar, als waarnemend voorzitter. In de lijn van zijn voorganger Auguste Taevernier had ook hij aandacht voor de verjonging van de vereniging. Voorts zette Eeckhout zich tijdens zijn waarnemend voorzitterschap in voor de aangroei van het belangrijke ensemble beelden en werken op papier die het MSK van George Minne bewaart. Getuige hiervan de schenking die hij in 1991 deed van een Schetsblad met figurenstudies, een neerslag van Minnes ontwerpen tijdens de jaren 1894–1896.

Voorafgaand aan zijn voorzitterschap speelde Paul Eeckhout een sleutelrol bij de verwerving door de vriendenvereniging van het Portret van Marguerite Van Mons van Théo Van Rysselberghe. Het schilderij werd in 1978 aangekocht en was afkomstig uit de collectie van Thomas Braun, advocaat, dichter en verzamelaar met wie Marguerite Van Mons zou huwen, en van wie Paul Eeckhout een rechtstreekse nazaat was.

Paul Van Haute
voorzitter van 1993 tot 1996

Na zijn opleiding in het kunstonderwijs en het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde werd Paul Van Haute docent aan de Sint-Lucas hogeschool (de huidige Luca School of Arts). Hij was voorzitter van de vriendenvereniging van 1993 tot 1996. Jarenlang bepaalde hij de inhoudelijke lijn, was hij eindredacteur en stond hij in voor de vormgeving van de Museumkrant, een uitgave van De Vrienden. Van Haute was nauw betrokken bij het museumleven. Hij speelde een ondersteunende rol in de uitbouw van de educatieve werking en het kinderatelier. Tot zijn overlijden in 2011 kon het MSK dankbaar gebruikmaken van zijn expertise op vlak van 19de- en 20ste-eeuwse Belgische kunst bij de voorbereiding en bijgaande fondsenwerving van aankopen van werk van o.m. James Ensor.

Maximiliaan P.J. Martens
voorzitter van 1996 tot 1999 en van 2014 tot 2015

Na zijn studiejaren aan de Universiteit Gent promoveerde Maximiliaan Martens aan de University of California. Vervolgens was hij verbonden aan het J. Paul Getty Museum in Malibu, het Metropolitan Museum in New York en de Rijksuniversiteit Groningen, en sinds oktober 2003 aan de Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen van zijn alma mater. Als publicist en tentoonstellingsmaker over kunst in de Zuidelijke Nederlanden was hij zowel in de Verenigde Staten als Europa actief. Martens was voorzitter van De Vrienden in de jaren 1996–99 en 2014–15.

Voor de eeuwwisseling speelde hij een belangrijke rol in de organisatie van het feestjaar 1997 n.a.v. de 200ste stichtingsverjaardag van het museum, toen aansluitend bij de tentoonstelling Paris-Bruxelles het volledige grafische oeuvre van James Ensor werd aangekocht.

Samen met Paul Van Haute, zijn voorganger als voorzitter van De Vrienden, Arnout Balis en museumdirecteur Robert Hoozee was hij een van de redacteurs van het collectieboek 200 jaar verzamelen (2000). Twintig jaar later kon het museum nog steeds beroep doen op zijn expertise en was hij één van de curatoren van de tentoonstelling Van Eyck. Een optische revolutie.

Dany Vandenbossche 
voorzitter van 1999 tot 2013

Dany Vandenbossche studeerde rechten en criminologie aan de Universiteit Gent en was tot 1990 als assistent aan de Faculteit Rechten van zijn Alma mater verbonden. Zijn politieke carrière verdeelde hij over Brussel en Gent. Zo was hij adjunct-kabinetschef van de ministers Louis Tobback en Luc Van den Bossche en lid van de nationale Kamer van Volksvertegenwoordigers en het Vlaams Parlement. Op lokaal vlak bekleedde hij achtereenvolgens de mandaten van gemeenteraadslid, ondervoorzitter van het OCMW en schepen van cultuur. Na zijn politieke carrière werd hij bestuurder van verschillende bedrijven en culturele organisaties. Als bestuurslid van de vriendenvereniging, en voorzitter van 1999 tot zijn plotse overlijden in 2013, speelde hij een cruciale rol in de financiering van de spraakmakende tentoonstellingen Paris-Bruxelles (1997) en British Vision (2007).

Onder zijn voorzitterschap ondersteunden De Vrienden de groeiende aandacht van het museum voor twintigste-eeuwse moderne kunst, o.m. de aankoop van topstukken van C.R.W. Nevinson en Georges Vantongerloo.

Jan Op de Beeck
voorzitter van 2015 tot 2019

Dankzij de inspanningen van de vriendenvereniging onder het voorzitterschap van Jan Op de Beeck kon het museum in essentie zijn infrastructuur in functie van het presenteren van werken op papier verder optimaliseren. Omdat het getekende werk een cruciale rol speelt in het creatieve proces, vormt de uitbouw van de verzameling werken op papier een belangrijke pijler in het collectiebeleid van het MSK. De nadruk ligt hierbij vooral, maar niet uitsluitend, op 19de- en 20ste-eeuwse kunst. Hierbij wordt gestreefd om representatieve werken van nationale en ook internationale kunstenaars te verwerven die een sterke band hadden met België of er hun invloed deden gelden.

Om deze waardevolle collectie meer zichtbaar te maken liet het MSK met financiële steun van De Vrienden een mobiele inrichting met ladekasten, vitrines en lessenaars maken naar ontwerp van Robbrecht en Daem architecten. Deze installatie biedt de mogelijkheid om de veelzijdige, maar doorgaans onzichtbare verzameling van werken op papier tentoon te stellen. Naast tekeningen, grafiek en pastels worden eveneens precieuze boeken en tijdschriften, kunstenaarsmappen en manuscripten in de presentatie opgenomen. Ter gelegenheid van de tentoonstelling Verhaeren Verbeeld. De schrijver-criticus en de kunst van zijn tijd (2016) werd de inrichting ingehuldigd. Na afloop van deze tentoonstelling kocht de vriendenvereniging het beeld Smart van Auguste Rodin aan. Naast de ontegensprekelijke artistieke waarde heeft Smart een belangrijke historische waarde (zaal 15). Zoals geïllustreerd op de tentoonstelling getuigt het van de hechte band tussen de beeldhouwer en Emile Verhaeren, die dit beeld als geschenk ontving.